1.Leg je lijnen en stootwillen van tevoren klaar, voordat je het dok nadert. De lijnen moeten worden vastgemaakt aan de bootkikkers en netjes worden opgerold, zodat ze snel kunnen worden ontrold, en stootwillen moeten op de boeg en de achtersteven over de zijkant van de boot hangen (en ook midscheeps, op grote schepen) om te voorkomen dat je boot tegen de wand schuurt.
2.Bestudeer je omgeving voor alle natuurkrachten waar je rekening mee moet houden, zoals een stevige wind of bewegende stromingen.
3.Wanneer je daarmee klaar bent, begin je met het langzaam naderen van het dok. Nader indien mogelijk langs de loefzijde (zodat de kracht van de wind je van het dok wegduwt – niet ernaartoe – om de kans te verkleinen dat je het dok te snel nadert).
4.Als je een helper aan boord hebt, plaats deze dan op de boeg of de achtersteven, afhankelijk van welk deel van de boot je zelf het moeilijkst kunt bereiken. Als het voor jou moeilijker is om van het roer naar de boegkikker te gaan in plaats van bijvoorbeeld naar de achterkikker, plaats de helper dan op de boeg.
5.Beweeg je boot langzaam naar het dok. Het kernwoord hier is ‘langzaam’. Net zoals je je auto ook niet roekeloos in een krappe parkeerplaats rijdt, neem je de tijd en doe je voorzichtig aan.
6.Blijf je omgeving in de gaten houden bij het naderen van het dok en wees klaar om indien nodig tegen wind en/of stroming in te sturen.
7.Breng de boot tot stilstand wanneer deze naast de kade ligt door voorzichtig de pier vast te pakken of door, indien nodig, met de buitenboordmotor zachtjes stuwkracht achteruit te geven. Als je een helper aan boord hebt, kan deze je helpen om de boot van de kade af te weren en/of deze stil te houden.
8.Maak de lijnen op de kikkers aan de kade vast met een kikkersteek. (Maak een acht rond de uitsteeksels en over de bovenkant van de kikker. Draai de lijn vervolgens om er een onderhandse lus in te leggen. Steek de lus over het uitsteeksel van de kikker en trek hem strak aan).